De kwalificatie voor de Spaanse Grand Prix werd zaterdag op vochtig asfalt verreden, maar vervolgens klaarde het op boven Circuito de Jerez. Het zorgde ervoor dat het asfalt geheel droog leek tegen de tijd dat de sprintrace ’s middags van start ging. Tijdens de race was daar echter weinig van te merken. Maar liefst vijftien rijders gingen tijdens de twaalf ronden tellende race onderuit, wat leidde tot negen uitvallers. De voornaamste plekken waar dat gebeurde, waren bochten vijf, negen en de laatste bocht voor het opkomen van start-finish.

Het grote aantal crashes leidde vanzelfsprekend tot de vraag of er misschien viezigheid of olie op de baan lag. Na afloop van de korte zaterdagse race waren eigenlijk alle rijders het er wel over eens dat er iets anders aan de hand was. Er waren namelijk nog enkele vochtige plekken, die met het blote oog moeilijk te zien waren. “Ik deed het moeilijkste door de leiding te pakken, maar vervolgens crashte ik tijdens het makkelijkste deel van de race. Zoals de meeste rijders pakte ik een vochtige plek mee, waardoor ik de voorkant verloor”, verklaarde Marc Márquez, een van de voornaamste slachtoffers.

De Gresini-rijder crashte vanuit leidende positie in bocht negen, een plek waar hij enkele ronden eerder de leiding nog afpakte van Jorge Martín. “Ik realiseerde me de hele race niet dat daar een natte plek was”, gaf hij aan dat sommige plekken moeilijk zichtbaar waren op het asfalt. “Ik zag dat er een paar plekken waren bij het insturen, maar bij het uitkomen zag ik die niet. Ik remde die ronde zelfs iets eerder, maar nam iets meer snelheid mee de bocht in. Ik ging daardoor misschien tien centimeter wijder. Ik weet niet of ik die plek in de ronden ervoor ook raakte, want ik ging niet over de limiet. Helaas verloor ik de voorkant en kon ik niet overeind blijven.”

Bekend probleem, situatie verslechterd met nieuw asfalt

Het is een gegeven dat het circuit in Jerez de la Frontera niet gelijkmatig opdroogt, maar sinds het opnieuw asfalteren in 2019 is het probleem met plekken die langer vochtig blijven groter geworden. Dat is vooral het geval in bocht vijf, waar in de sprintrace de meeste rijders onderuit gingen. “Het is typisch, maar het is een probleem dat er al vele jaren is. We moeten iets doen om dit soort dingen te voorkomen, want daar is iets… Ik weet het jaar niet precies, maar ze hebben het daar opnieuw geasfalteerd en sindsdien hebben we dit probleem”, stelde Álex Márquez, die in de negende ronde gelijktijdig met Brad Binder en Enea Bastianini crashte in bocht vijf. “Er moet iets aan gedaan worden, want voor de toeschouwers was het absoluut heel leuk, maar voor de rijders… Het was goed, maar dit is niet hoe we willen rijden.”

 

Maverick Viñales sprak na de korte race uit dat hij graag had gezien dat de rode vlag werd gezwaaid wegens gevaarlijke baanomstandigheden. Aprilia-teamgenoot Aleix Espargaró was het daar niet mee eens, maar hij het uitstellen van de start om de baan verder te laten drogen was wel iets dat in zijn ogen overwogen had mogen worden. “Ik sprak ’s ochtends met Loris [Capirossi, veiligheidsadviseur Dorna] en hij zei ‘ja, tussen de sessies gaan we iedere keer naar bochten twee en vijf om te proberen de baan op te laten drogen, maar er was niet genoeg tijd’. Ik vind het heel gevaarlijk om op slicks naar buiten te gaan met deze motoren met heel veel vermogen, terwijl er wat vochtige plekken zijn”, aldus Espargaró. “Maar voor de wedstrijdleiding is het ook moeilijk, want hoe zorg je ervoor dat niemand aan het einde van Q2 risico neemt en slicks pakt? Dat is veel te moeilijk.”

Meer over de MotoGP-sprintrace: